Verslag bomenexcursie 9 oktober 2011

Verslag bomenexcursie Sloterpark, 9 oktober 2011

Naar aantekeningen van deelnemer Henk Roelofsen

 

Bomenconsulent Hans Kaljee heeft op zondag 9 oktober 2011 een twintigtal vrienden van de Sloterplas meegenomen op een bomenexcursie rond de Sloterplas. Hans Kaljee is een geboren verteller en bovendien dè iepenspecialist van Nederland.

 

Hans Kaljee over trek- en duwwortels.

 

Centraal in het verhaal van Hans Kaljee staan de iepen of olmen zoals ze in Vlaanderen worden genoemd. De iep blijkt de allerbeste boom voor een stad als Amsterdam. Tot 1920 was negentig procent van de geplante bomen iep. Verder had je nog de plataan, linde, paardekastanje, valse acacia (ook wel robinia genoemd) en anderen. In Amsterdam staan 350.000 laan- en straatbomen (in Parijs slechts 90.000), waaronder 75.000 iepen. Iepen zijn er in allerlei soorten en maten: iepen met rood, geel, bont, lichtgroen en donkergroen blad. Maar ook met een mooie strakke opgaande groeiwijze, breeduitgroeiend of hangend en soms met een kronkelige kroon. In Amsterdam staan 32 verschillende soorten.

 

Trek- en duwwortels
De iep blijkt zich goed te kunnen aanpassen in allerlei omgevingen. De bomen vormen namelijk aan de windzijde extra dikke wortels (trekwortels) om zichzelf overeind te houden. Iepen hangen als het ware aan hun wortels in tegenstelling tot bijvoorbeeld naaldbomen die duwwortels hebben. Bovendien heeft een iep een flinke bast die de boom beschermt. Per jaar komt er een halve tot een hele centimeter bast bij. Een boom van ongeveer 60 à 70 cm dik is dus 60 à 70 jaar oud. Slotermeer heeft veel iepen van om en nabij die leeftijd, wat overeenkomt met de leeftijd van dit deel van de stad, plus de tien jaar dat iepen eerst in een kwekerij opgroeien.

 

Deze Bea Schwarz-iep is geënt op de onderstam van een andere iep. Hans Kaljee wijst hier op de verbinding tussen die twee.

 

Iepen wortelen vooral in de bovenste vijftig centimeter van de grond. Het wortelstelsel is pannenkoekvormig. De omstandigheden in Slotermeer waren in eerste instantie niet gunstig, want in opgespoten zand zitten nauwelijks voedingsstoffen voor een boom. De oorspronkelijke vindplaatsen van iepen zijn de beekdalen van Zuid-Limburg en het duingebied. Iepen zijn namelijk goed bestand tegen zout (water en wind).

 

Schimmel

Rond 1920 gingen veel iepen dood. Bea Schwarz, onderzoeker aan het phytopathologisch laboratorium in Baarn, ontdekte dat vermoedelijk een uit Azië afkomstige schimmel de oorzaak was. De schimmel herken je aan de grijsbruine, verticale banen onder de bast. De zogenaamde iepenspintkever zorgt voor de besmetting. Het gaat om een kevertje van vijf milimeter die in het voorjaar iepen aanvreet en de schimmel aan de poten meeneemt. Door iepen al in de jaren vijftig te kruisen met een iepen uit de Himalaya die goed bestand zijn tegen de iepziekte, zijn de huidige jonge iepen resistent voor deze schimmel.

 

Op de lantaarnpaal is een feromoonval te zien. Op de achtergrond de Bea Schwarz-iepen.

 

Vallen

Een andere vorm van bestrijden van de schimmel is het plaatsen van zogenaamde feromoonvallen. Dit zijn met lijm ingesmeerde metalen platen waar een buisje met lokstof op zit. De kevers ruiken dit van mijlenver. Het aantal kevers dat blijft kleven geeft een indicatie van de keververspreiding en concentratie. Heel soms zitten er op een val wel 1.500 kevers. Dit betekent, dat er veel kevers in de omgeving te vinden zijn. Dat is weer een signaal dat er in de buurt dode iepen staan of dat er ergens iepenhaardhout ligt. Dit zijn namelijk broedplaatsen voor nieuwe generaties kevers. Om iepenziekte goed onder controle te kunnen houden moeten zieke en dode bomen snel worden verwijderd en mag geen ongeschild openhaardhout van iepen worden bewaard. Dood hout waar de bast vanaf is, kan geen kwaad meer.

 

Een feromoonval van dichtbij.

 

De feromoonvallen zijn overigens de week na de excursie van de lantaarnpalen gehaald om te worden geteld. We waren nog net op tijd om ze te kunnen zien. Volgend voorjaar worden de verse vallen opgehangen. Als het koud is, vliegen de kevers namelijk niet.

foto's: Wouter van der Wulp

 
Sloterplas